Creatieve destructie
Terug naar overzicht
blog

Creatieve destructie

Een korte versie van dit opiniestuk verscheen ook bij de Tijd.

Tot nader order lost de overheid het faillissementenmoratorium op 17 juni eerstkomende. Zonder verdere maatregelen mogen we ons verwachten aan een storm van faillissementsaanvragen. Uitstel betekent enkel het uitstellen van de storm, niet het temperen ervan. Hoe en wanneer dan ook, onze rechtbanken zijn niet uitgerust om de enorme toevloed van zaken op te vangen. Gevolg: toenemende onduidelijkheid en onzekerheid. In de huidige omstandigheden is de economie daar het allerminst bij gebaat.

In De Tijd van 23 mei pleitte pleitte Peter De Keyzer in zijn column ‘Red de welvaart’ voor een ‘laisser aller’ op basis van het principe van de economische creatieve destructie. Bedrijven in moeilijkheden, zo klinkt het dan, laat je best failliet gaan. Ze verzieken alleen maar. Hun plaats wordt dan vlotjes ingenomen door nieuwe, innovatievere bedrijven. Een Nietzscheaanse gedachte die ik kan onderschrijven. In de huidige omstandigheden heb ik mijn bedenkingen.

De herstart en heropbouw kent voor vele bedrijven alles behalve een al te optimistische  V-curve. Vele tienduizenden bedrijven zijn of komen in moeilijkheden. Op dit ogenblik kent België 407.928 ondernemingen (31,2%) die het voor 13 maart goed tot zeer goed deden, maar nu in accute ademnood zitten. Niet hun weinig innovatieve karakter, noch hun gebrek aan organisatie is het probleem, des te meer de quasi-stilstand zelf. De ‘destructie’ die hieruit volgt zou dus een enorm aantal ondernemingen, die wel degelijk innovatief én krachtdadig zijn, uitzuiveren.

Geen mislukkeling, wel sneller failliet

Creatieve destructie verwijst ook niet naar de vernietiging van wat is, wel naar de kans om uit de bestaande ervaring iets nieuws te bouwen. Sowieso kent het faillissement van een onderneming vooral verliezers. De overheid die inkomsten derft aan belastingen en sociale bijdragen en dus de belastingbetaler die ervoor opdraait. De burger die de sociale zekerheid ziet gefnuikt. De leveranciers die facturen die niet betaald zijn definitief moet afschrijven. De werknemers die opnieuw richting moeten geven aan hun leven. De bedrijfsleider die niet alleen inkomsten gederfd ziet, maar voor wie ook een droom uiteen valt.

Daarom benadrukte de wetgever binnen de insolventiewet - boek XX is sinds 1 mei 2018 actief - het principe van de tweede kans. De ongelukkig gefaillieerde ondernemer wordt er niet meer gezien als een mislukkeling, maar als een persoon die met zijn opgedane ervaring des te meer kan slagen om zijn creatieve projecten tot een goed einde te brengen. Dat valt van harte toe te juichen, zolang we veelvuldig, laat staan kwaadwillig ‘recidivisme’ vermijden. 

Net nu, onder deze omstandigheden, speelt dit terechte principe ons parten. Herstarten na faillissement is sinds twee jaar een stuk gemakkelijker geworden. En iemand die nu over de kop gaat, wordt door zijn brede omgeving geprecipiëerd als een slachtoffer van de crisis. De kans is dus groot dat de ondernemer in moeilijkheden eerder eieren voor zijn geld kiest en zelf de boeken neerlegt. Of dat de consultants, accountants en advocaten, hem dat zelfs in eerste lijn zullen adviseren.

Van faillissementenstorm naar sneeuwbaleffect

In normale omstandigheden voorzien goed bestuurde ondernemingen dat er een aantal van hun klanten over de kop kunnen gaan. Ze wapenen zich door hun klanten zo goed mogelijk te kennen en het risico in te schatten. Ze leggen provisies aan om dergelijke verliezen toe te dekken.

Echter, wat nu op ons afkomt is geen normaal briesje, maar een regelrechte faillissementenstorm. De meeste leveranciers beschikken (nog) niet over aangepaste ‘seismologische’- meetinstrumenten, noch over de nodige provisies. Een ’laisser aller’, zowel figuurlijk als letterlijk, veroorzaakt in deze omstandigheden een enorm sneeuwbaleffect waar de toeleveranciers - zeker in welbepaalde sectoren - in dreigen te worden meegesleurd. Dat kan uitmonden in de bedreiging van de volledige logistieke keten én de value chain.

De rechtbanken, van oudsher geconfronteerd met een gebrek aan technische middelen en vooral effectieven, kunnen dit onmogelijk aan. Het wordt vechten tegen de bierkaai met eerstdaags of eerstmaands een ontzettend aantal zwevende dossiers. En dat is bovendien een extra hypotheek op onze toekomst. Want het is voor overheden een destructie van de ingezette middelen als de opgebouwde steun op basis van maatschappelijk verantwoorde criteria, opgaan in rook in de vorm van een faillissement.

Voor een faillissement op bekentenis is een procedurele afhandeling voorzien. We weten al dat hier massaal een beroep op gedaan zal worden. Daar bovenop komen de klachten van vele niet betaalde leveranciers die de rechtbank moet opvolgen. Deze zullen net zo massaal zijn.

Chirurgen in oorlogstijd

Willen we erover waken dat de ‘creatieve destructie’ niet leidt tot een maatschappelijk teloorgang, dan zullen de rechtbanken zich noodzakelijkerwijs moeten omvormen tot chirurgen in oorlogstijd. Daar horen harde keuzes bij. Een aangereikt, duidelijk en degelijk onderbouwd kader moet inzicht geven op het werk dat op hen afkomt zodat ze zich kunnen organiseren.

Datzelfde referentiekader versterkt dan de rol die ze, anders dan gebruikelijk,  best moeten vervullen: die van oorlogsarts die per case bepaalt waar de patiënt heen moet. De operatietafel, het revalidatiecentrum of helaas ten grave gedragen. Voor wie pré-crisis al duidelijk tekenen toonde van nakend faillissement zal dat laatste het geval zijn. Ook de overheid kiest ervoor deze bedrijven niet te steunen. Die ondernemingen die voor crisis gezond waren van lijf en leden, maar nu zwaar gewond, kunnen richting operatiekwartier in de vorm van de WCO. Intensive care of plaatselijke verdoving, al naargelang de diepte van de wond die deze crisis heeft geslagen.

Deze referentiekaders horen uiteraard onderbouwd, valideerbaar en auditable te zijn. Zelfs dan zijn ze wat ze zijn: robotfoto’s. Richtinggevend, niet bepalend. Voor elk van die beslissingen krijgt de rechter het laatste woord.

Niet enkel de rechtbanken hebben nood aan dat referentiekader, maar elke stakeholder. De overheid neemt sturende beslissingen op basis van duidelijke, onderbouwde waarnemingen. Mede op basis van maatschappelijke verantwoordelijkheid, zodat bedrijven die met overheidssteun vervolgens hun winsten in het buitenland onderbrengen. De uitvoerende administraties passen toe, de rechtbanken triëren, de consultants tonen de juiste richting en temperen de massale stroom richting rechtbank. De bedrijven zelf hebben inzicht in wie steun kan krijgen en wie niet, wie kans van slagen heeft en kunnen in functie daarvan de nu meer dan noodzakelijke solidariteit betonen. Want deze crisis te boven komen, is niet alleen zaak van de overheid.   

‘Creatieve destructie’ veronderstelt een omgeving in beweging én evolutie: vooruitgang. De huidige coronacrisis en de gevolgen ervan zijn er echter een van verregaande economische stilstand, achteruitgang zelfs. Bovendien: Nietzsche heeft dit begrip nooit begrepen als de vernietiging van het zelf. In tegendeel, juist als een ultieme vorm van verbetering. 

Gelijkaardige publicaties