Studiedag: "Wanneer dreigt een onderneming in moeilijkheden te geraken?
Terug naar overzicht
blog

Oprichters en bestuurders blijven persoonlijk aansprakelijk bij faillissement

Bij een faillissement valt er vaak niet veel meer te recupereren voor u als gewone schuldeiser. Toch is er misschien nog een mogelijkheid om iets terug te krijgen. In een aantal gevallen kunnen de oprichters en de bestuurders van de vennootschap persoonlijk worden aangesproken.

Een vennootschap heeft een eigen vermogen. Dit staat volledig los van het privévermogen van haar oprichters, bestuurders en aandeelhouders. Wie zakendoet met het bedrijf, doet dus geen zaken met de aandeelhouders of bestuurders afzonderlijk. Die zijn in theorie dan ook slechts verbonden tot het kapitaal dat ze in de onderneming hebben ingebracht. Daarom kunt u als schuldeiser bij hen niets halen wanneer hun vennootschap failliet gaat.

Is er misbruik in het spel?

Op deze regel bestaan er niettemin enkele uitzonderingen. Zo wordt vermeden dat sommigen de vennootschapsstructuur zouden misbruiken voor persoonlijke doeleinden.

  1. Eerste uitzondering: oprichters
    Bij een faillissement in de eerste drie jaar moeten de oprichters kunnen bewijzen dat het kapitaal waarmee de onderneming van start ging volstond om de eerste twee jaar goed door te komen. Dit geldt zelfs indien het bedrijf intussen is overgedragen aan andere aandeelhouders. Het komt er dus op neer om het financieel plan dat bij de oprichting werd opgemaakt zorgvuldig na te leven. Wanneer blijkt dat het startvermogen onvoldoende was om in normale omstandigheden twee jaar te functioneren, dan kan hun privévermogen worden aangesproken door de schuldeisers en de curatoren van het faillissement.
     
  2. Tweede uitzondering: bestuurders
    De schuldeisers en de curatoren kunnen de bestuurders wél persoonlijk aanspreken als ze een grove fout hebben gemaakt, die bijgedragen heeft aan het faillissement. De schuldeisers kunnen dit inroepen tot vijf jaar na de fout of tot vijf jaar na het ontdekken van de fout indien die verborgen werd gehouden. Het is niet nodig dat de fout van de bestuurders geleid heeft tot het faillissement. Het volstaat dat ze ‘eraan hebben bijgedragen’. Wel moet de fout voldoende zwaar wegen. Het moet gaan om een beslissing die een goede huisvader niet zou nemen. Het is aan de schuldeiser of de curator om die fout te bewijzen.
Gelijkaardige publicaties